Home ReisverhalenBalkan, westelijk Bosnië en verder 2011

Bosnië en verder 2011

door Chris

De spanning stijgt!

17 mei
Chris: Op de overnachtingsplek is ’s ochtends na de heftige regenval niet alleen het toegangspad maar ook de weg veranderd in een dikke plakkende kleilaag die aan je schoenen blijft zitten. Toch loop ik eigenwijs naar de overkant voor een foto en ontmoet daarbij een paar mannen die hier niet (zoals ik) voor hun plezier lopen. Het gesprek gaat uiteraard over het verschil in wegkwaliteit tussen Nederland en Albanië.

Ik waarschuw Ton alvast voor het dunne graslaagje op het steile toegangspad: het moet in één keer goed gaan! We frissen ons op in zwemkleding met flessen water, waarbij we het water niet in de buurt van het busje gooien. Het lukt Ton om in één keer boven te komen, slechts bovenaan één uitglijdertje, maar dat hij goed is om in blubber te rijden wisten we al.
Langs de weg naar Çorovodë zijn overal steenhakkers en stapelaars bezig voor mooie vloeren of dakpannen.
In Çorovodë lopen we rond in de drukte langs winkeltjes en eten soep en spaghetti bij een gezellige matrone.
Via een blubberpad rijden we naar een mooie brug ongeveer twee kilometer buiten Çorovodë.

We besluiten hier niet deze weg verder te gaan richting Tekke Tomore, een Sufi-heiligdom bijna boven op de 2416 meter hoge berg, deze weg is zonder regenval al moeilijk.
We blubberen terug naar het stadje en verlaten het aan de zuidkant. Ton vraagt zich af waar het kerkhof van dit stadje is want dat heeft hij nog niet gezien. Prompt komen er allemaal mercedessen ons in treintjes tegemoet. Omdat het weer dinsdag is opper ik: kerkdienst? Het zijn allemaal mannen. Voetbalwedstrijd? Het wordt steeds drukker.

Prachtige Ozumi kloof

Ton: Dan naderen we een kerk met aan de overkant een begraafplaats. Tientallen auto’s staan overal geparkeerd en de veel meer dan 100 treurenden stappen in de auto, allemaal richting Çorovodë. We kunnen (moeten) de auto nog op één plekje zetten, tussen twee mercedessen, vlak voor het gebouw waar de naaste familieleden elkaar troosten en allen wassen hun handen met water uit tuinslangen die continu stromen.

Als er nog een stuk of zes auto’s moeten passeren is er achter ons een slimmerd die even vanuit parkeerstand wil tussenvoegen en dat past niet. Een paar auto’s moeten achteruit. Na een paar minuten manoeuvreren, lukt het eindelijk. Daarna passeren de laatste zes auto’s en kunnen we eindelijk verder. We passeren de begraafplaats, vol met kunstbloemen.

Chris: We rijden langs de schitterende Ozumi-kloof en bij een blauwe keet met picknickdakjes is een panorama-punt. Twee mannen brengen ons een paar meter lager naar een uitstekende punt en we kijken loodrecht die kloof in.

Er is volgens de mannen ook een pad naar beneden. Ik veins nog maar wat extra hoogtevrees, maar het gaat meer om onze conditie! Maar in die kloof wil ik nog wel eens raften!

Drie bruggen

Na een laatste stuk mooi asfalt wordt de weg slecht met diepe plassen. Ik twijfel, ook omdat we links donderslagen horen als we net bij een ander uitzichtpunt staan. De donkere wolken pakken zich samen tegen het Tomore massief. Dit is een teken om niet verder te gaan! We kijken op de kaart: het alternatief is twee dagen omrijden over saaie wegen via Fier en Tepelenë want de route Berat – Këlcyrë schijnt erg slecht te zijn. En we willen naar de warme bron vlakbij Përmet. En op google earth heb ik een weg gezien. Op onze nieuwste kaart staat een wit weggetje getekend. Er komt een pickup-truck aanscheuren die dezelfde kant op gaat. We vragen of deze weg doorgaat naar Pagri en Përmet. Ja, hoor, de weg is goed, “rruga mir”. Alle vijf mannen knikken: Po, po, po!

Okee, om de beurt vijf kilometer dan maar weer. We rijden op hobbelwegen beiden het liefst zelf, dan word je minder door elkaar geschud. Na een tijdje zien we de eerste brug, het pad is hier niet duidelijk maar de rotsen zijn mooi glad. Het busje dat ons achterop komt stopt hier bij een vervallen huis, einde busroute.

Gisteren zei een jongen bij een benzinepomp dat deze route drie bruggen heeft. Ergens staat een bordje met Përmet: 35 km. Na vijf kilometer is er een tweede brug. Het begint keihard te regenen als we een geparkeerde auto zien staan (de enige die we verder op deze route zien), de mannen zijn allemaal uitgestapt om hun blaas te legen, ze zagen de bui natuurlijk al hangen.

Plakkerige blubber + afgrond = adrenaline

Gelukkig duurt de stortbui niet lang. Na de derde brug:

gaan er een paar haarspelden, ze zijn zo steil dat we niet stoppen omdat we dan misschien niet meer op gang komen. Dan volgt er een flink stuk met blubberplassen langs erosievelden, het is geen gewone blubber maar kleverige zwarte troep die helemaal om onze banden gaat zitten zodat we bijna geen grip meer hebben. “We zijn bijna boven”, “het ergste hebben we gehad (denken we)”, en “hier stapvoets”, klinkt er pieperig uit onze van angst verdroogde kelen. De auto zwabbert een paar keer een kant uit die we niet willen.

Het prachtige blauwgroene stuwmeertje in de afgrijselijke diepte, kan ons niet meer bekoren, sorry, geen foto. Ik durf mijn rijbeurt niet af te maken. Ik stap uit en probeer te ontdekken hoe lang dit nog verder gaat. Een sterke gedachte overheerst: “Ik wil hier niet meer zijn”. Ton rijdt heel langzaam en glibberend verder langs de afgrond. Pas na een dorpje (Raban?) wordt de weg beter en durf ik weer.

Ton: Ik siste Chris nog een keer toe: “stil!”, zo moest ik me concentreren op de weg! De adrenaline kan weer terug in het hok! Mijn God, wat een weg. Erger dan dit hebben we nog nooit gehad. Maar ons busje Bukur heeft ons er weer doorheen gesleept. (Bukur betekent trouwens “mooi” in het Albanees)

Chris: In het dal komt het blije gevoel weer terug, de keel is niet meer droog en de misselijkheid is verdwenen.

Kamperen bij de warme bron

Na Përmet nemen we de afslag naar de warme bron. Eerst eten in het restaurant aan de toegangsweg. Lekker veel knoflook. Op de overnachtingsplek rijden we door de droge rivierbedding naar een mooiere plek dan vorig jaar, toen vanwege de blubber niet geprobeerd. Het lijkt hier niet veel te hebben geregend. Toch regent het hier nu de hele avond en nacht.

18 mei
Om 6 uur wordt het eindelijk droog en wanneer we naar buiten gaan blijkt de zon te schijnen! Twee mannen met paardjes komen langs.

Na het ontbijt gaan we badderen in de warme bron (30°C) en blijven met de duikbril wel een half uurtje ronddobberen. De rivier heeft in de winter het badje wat verwoest, het is minder groot en diep. We zien hele dikke kikkervissen en kikkers met zich opblazende wangen. Ik hang met mijn gezicht een tijdje boven het gat waar het warme water bubbelend uit moeder aarde komt.

Bij het busje lezen we wat, het rivierwater staat alweer te hoog om de kloof te verkennen. We warmen een blik erwtensoep op en gaan maar weer eens “zwemmen” in het warme water.
Twee schooljongens hangen wat rond met een hengel.

Teveel regen

Als de lucht boven de bergen aan het begin van de avond inktzwart wordt nemen we alvast het blubberpad langs de rivierbedding en gaan we boven op het asfalt staan. En inderdaad zitten we vanwege de regen en het onweer voor de derde achtereenvolgende avond in het busje. Morgen maar even beslissen wat we gaan doen.

19 mei
We besluiten naar de Pilion te gaan, aan de oostkust van Griekenland, hopelijk is het daar mooi weer.

De donkere wolken blijven als we na een uurtje Çarshovë bereiken en de drie winkeltjes waar ze eigenlijk niks hebben verder leeg kopen. Geen diesel te krijgen hier. Wel een open restaurant en we ontbijten met spaghetti met kaas en krijgen er dolma’s bij. De mensen aan het tafeltje naast ons praten niet Grieks en niet Albanees, misschien Vlachs? Uiterlijk lijken het meer Grieken. Lees maar verder op pagina 13.

Dit vind je misschien ook leuk

Schrijf een reactie