Home ReisverhalenBalkan, westelijk Bosnië en verder 2011

Bosnië en verder 2011

door Chris

Malissorentelefoon

Chris: De Montenegrijns/Albanese grenspost bij Gusinje heet Grncar, de douaniers zijn vriendelijk, ze hebben weinig te doen. De eenvoudige gebouwen zijn vernieuwd maar de slagboom moet nog steeds met de hand worden bediend. Na de grens is de weg erg breed maar nog geen asfalt. Bij de eerste brug stoppen we om naar beneden te kijken naar de woeste rivier. Na een tweede brug nemen we de afslag naar Vermosh in een doodlopend dal.

Op de terugweg nemen we een oude man met een leren pet mee. De weg naar Lëpushë is nog net zo smal, steil en hobbelig als in 2009, met in de diepte een ruige rivier.

Dan wordt het landschap iets opener, ondanks de neerslag van de afgelopen tijd staan de sproeiers aan.

In Lëpushë op 1355 meter hoogte sneeuwt het licht. Het is het vakantiedorp van de toekomst! Nu nog wat meer gasten. Vanuit het plaatselijke café kijkt iemand ons hoopvol aan.

De weg blubbert verder naar beneden, uiteraard rijden we stapvoets, de persoon van de voetstappen voor ons in de modder halen we dan ook nooit in. We zien telkens kleine geultjes die gegraven zijn om het water af te voeren, deze weg wordt goed (door de lokale bevolking?) onderhouden.
Na een paar kilometer bij een volgend dorp wordt de weg wat steviger. Een auto gaat een zijweg in en moet daarbij eerst de rivier oversteken.

We dalen geleidelijk af langs dorpjes met vrolijk gekleurde huizen, kloven, watervallen, slechts heel af en toe een tegenligger. En dan zien we boven op de rots aan de overkant een dorp liggen (Mregu?), hier gaat dus echt geen weg naar toe.

Oude man loopt gewoon de rotswand op!

Bij een paar haarspelden bij de huizengroep Ostrici (ik zeg wel steeds dorp maar het zijn eigenlijk huizengroepen) staat een paard langs de afgrond te grazen, voorzichtig rijden we erlangs.

Bij Selcë houden we rechts de haarspeld naar beneden aan en in Dobrinje zien we bunkers in de vlakte tussen de steile rotswanden staan.

Nu is onze overnachtingsplek niet ver meer weten we. Ongeveer 1 kilometer voor de overnachtingsplek is er iets veranderd: onderaan de steile rotswand is met witte verf en stenen een gedenkteken ingericht. Is hier iemand naar beneden gevallen?

Op het vreemd vlakke driehoekige grasveld installeren we ons, dat wil zeggen we zetten de bus neer en blijven zitten want buiten is gewoon veel te koud. Op de steile rotswand hoog boven ons graast een groepje schapen. We hebben weinig anders te doen dan af en toe met de verrekijker loeren waar ze uiteindelijk heen zullen gaan, naar boven of naar beneden? Ze gaan naar rechts, en nog iets hoger… Een man loopt al rokend op de weg voorbij. We zwaaien, zoals we naar iedereen zwaaien hier. Hij kijkt ook naar boven net als wij. Een hele tijd later zien we een man aan de overkant van de rivier op de schuine doch loodrechte wand lopen, hè?, wat doet die daar?

Stomverbaasd zitten we te kijken hoe die oude man kwiek de berg bestijgt, op ongeveer 100 meter hoogte is een grot en we verliezen hem uit het oog, plots duikt hij boven de schapen weer op en hij dirigeert ze naar huis. Binnen een half uur is het hele schouwspel alweer afgelopen en verdwijnt de man met zijn schapen aan de overkant terug naar Dobrinje.

Nog een boek van A. den Doolaard

Plots begint er iemand door de kloof te schreeuwen, Ohe! Olahe! Zijn we nu werkelijk in een boek van A. den Doolaard beland? Ik citeer uit “de herberg met met hoefijzer”: “Ohe! Olahe! Een kind antwoordde, en uit de groene verte kwam een mannenstem die donker aanzette en hoog oversloeg. Weer begon het vrouwengillen, dat de kinderstem in hooge vogelkreten overnam en verderzond.” etc. 
Ik kan het niet laten en gil terug, Ohe, olaheeeee! en “Hollanda” en “Shume mir”, mijn roep wordt steeds beantwoord, maar waarschijnlijk gooi ik hun Malissorentelefoon totaal in de war! Als Ton ook gaat meebrullen, verstomt het geluid.

10 mei
Het waait stevig met soms harde windvlagen, dit betekent meestal een weeromslag! Inderdaad, grote blauwe stukken in de lucht. Ik maak een wandeling naar het witte monumentje en ontmoet een echtpaar dat naar de kerk loopt, hij laat me zijn gebedsketting zien om dat duidelijk te maken. Later zien we meer mensen en kinderen die kant op lopen. Ton vertelt dat hij me nog geroepen heeft, want de Malissorentelefoon is weer begonnen en hij dacht dat ik misschien in nood was. Hoe we ook naar boven turen, we zien niemand. En ook de kerkgangers storen zich niet aan het geluid dus we gaan ervan uit dat niemand hulp nodig heeft.

We maken een doucheruimte, we moeten ons nodig weer eens met zeep wassen en de handdoek is zowel voor de wind als voor de privacy:

Pas om 12 uur gaan we weer rijden, in het dorp Tamarë is het druk bij de kerk. Het is dinsdag. Bij het uitrijden van het dorp komen we vier Franse fietsers tegen, we wisselen wat informatie over de route uit. Ze spreken goed(!) Engels.

Duizelingwekkend uitzicht!

Er is nog steeds weinig tegemoetkomend verkeer, laat staan dat iemand ons inhaalt. Langs een prachtige blauwe rivier die op sommige plekken via trappetjes en hangbruggen over te steken is.

Dan gaan we weer omhoog, in een lange lus langs de bergwand tappen we water bij een kraantje en dan om de hoek hebben we zicht op Montenegro en zien de plek waar we een half jaar geleden waren. De rivier gaat verder Montenegro in en heet daar Cijevna. De hoek nog iets verder om en dan zien we de weg haarspeldend nog veel hoger gaan. Een rustig rijdende ambulance komt ons tegemoet. Zes Oostenrijkse motoren halen ons in.

 

Na de pas met het duizelingwekkende uitzicht zijn we plotseling op een vlakte! Heel raar. We willen ooit deze route voor de derde keer rijden. En dan eens andersom.

Ton: De weg naar Han i Hotit is verder asfalt met gaten. Geef ons het vorige wegdek maar. De weg naar Shkodër is een nog veel grotere ramp, overal wegwerkzaamheden met als gevolg dat de weg nog veel slechter is. Lees maar verder op pagina 7.

Dit vind je misschien ook leuk

Schrijf een reactie