Serven in een strandbar
Chris:
We rijden terug naar de burcht van Ali Pasha en nemen dit keer een zaklamp mee. We kunnen nu echt alles bekijken.
Het kost nu 100 lek toegangsprijs en als we weer teruglopen krijgen we nog een toegangskaartje. We bekijken hier ook nog een kerkje, een weegschaal, geperste pakken met een soort gedroogd kruid wat hier overal groeit en rare tekeningen.
In Himarë doen we boodschappen, zelfs een gasvulling ligt hier gewoon in de schappen. We volgen een smal en slecht geasfalteerd weggetje richting bergdorp Pilur voor een mooi uitzicht op Himare.
Weer langs de Palermobaai naar Qeparo waar we geen zin hebben in de smalle toegangsweg naar Oud-Qeparo en door naar Borsh-strand met verlaten barretjes, het seizoen is afgelopen. In een nog open restaurant serveert men patat, salade en kalamaris dus dat nemen we. Op het einde van het strand kunnen we draaien op een piertje.
Bij de buren van het restaurant zien we een waterkraantje, ik ga naar binnen met een paar lege flessen: “Mir?”, een soort draaiende nee-beweging met het hoofd met een “po”-geluid betekent: “ja!” (Let op: “Jo” = nee)
Kamperen bij een verlaten strandbar
We besluiten te gaan overnachten op het strandje waar we vanmorgen hebben gezwommen, al is het nog maar 13.30.
Dat is tot nu toe een heel goede keus. In de schaduw van een verlaten strandbar zitten we te lezen en staan af en toe op om een stukje te zwemmen of te lopen. Het is erg heet vandaag. Het ondiepe water wordt na een metertje of 30 wat dieper.
Er arriveert een Servisch stel (Boban en Rada) op een motor, ze zetten een tentje op op het strand. Vanwege de wind wordt het tentje later in de strandbar gezet. ’s Avonds helpen ze ons onze fles Beerenburg leeg te drinken en Ton helpt hen met de Skenderbeu Konjak, het is erg gezellig.
Hoogtepunt van de dag: bezoek Ali Pasha met zaklamp. Dieptepunt van de dag: geen bezoek aan oud-Qeparo. 51 kilometer gereden
22 september
Ton heeft een kater en krijgt van Boban een vitaminedrankje om zich snel weer beter te voelen, hij neemt er zelf ook maar één. Het is nog geen 8 uur en al 24°C. Er komen negen hele kleine stiertjes en koetjes voorbij.
De Serven nemen afscheid en na een lekkere lange lees-sessie en een Ton die heel langzaam wat opknapt, vertrekken wij ook om een uur of 12. Wat een heerlijk rustige plek was dit.
Een restaurant gebouwd op een waterval
In Borsh langs de hoofdweg eten we in “Ujvara”, een restaurant gebouwd op een waterval, dus fijn koel maar wel schreeuwend bestellen, geen punt want de ober spreekt Nederlands! Ton knapt trouwens erg op van de groentesoep.
We rijden vlot naar Sarandë, dat steeds minder een bouwput lijkt, in het centrum dan tenminste. Bij Monastiri beach rijden we en slecht steil pad af naar een strand met veel afval. Twee Slowaakse jongens hebben net gesnorkeld: een zeester, een vis, een octopus, een auto-accu en veel autobanden hebben ze gezien. We lezen en dutten wat. Er is een constant piepende hond, zullen we weer verder?
De weg van Sarandë naar Butrint was smal en geasfalteerd, is nu een breed grintpad met wegwerkzaamheden dus binnenkort breed geasfalteerd.
In Ksamil zien we minstens twintig ingestorte appartementencomplexen. Een aardbeving? Slechte constructies? Bij een benzinepomp weet men niet meer te vertellen dan “Problem!”.
Na speuren op internet gaan we ervan uit dat de overheid de gebouwen heeft vernield omdat er geen vergunning was en dat het wel eens lang kan duren voordat het opgeruimd wordt want daar hebben de eigenaars natuurlijk geen zin in. Lees maar verder op pagina 14.