Camping Pa Emer
Chris: Vlak voor Burrel vinden we een zwemplek, het water is niet koud en het is hier erg mooi.
Als we weer naar boven lopen is een oude vrouw in een keurig gestreken witte blouse haar schapen aan het opdrijven. Ze reageert verbaasd op onze zwemkleding en vraagt of we het niet veel te koud hebben. Het is maar zo’n 30°C op het moment en we hebben ons met opzet niet afgedroogd om niet geheel bezweet boven bij het busje aan te komen.
Als we ons staan om te kleden komt ze er weer aan met een lang verhaal waarbij ze naar onze spiegel wijst, naar onze voeten en naar haar eigen hart. Iets van “geluk” en mogelijk “bloemen” menen we ook nog te horen. We beginnen maar in het Nederlands te praten om duidelijk te maken dat we elkaar niet kunnen verstaan. Ze wijst op haar huis en we verzekeren haar dat we daar zo langs komen en dat we dan mogelijk iets krijgen of iets mogen doen??? We pakken alvast twee kleine cadeautjes en gaan verder met omkleden.
De gelukssokjes
Als we klaar zijn komt ze er al weer aan: ze geeft ons twee schattig gebreide sokjes om aan onze achteruitkijkspiegel te hangen. Ze zijn echt heel leuk, ik bewonder ze uitgebreid, ze gaan ons vast veel geluk brengen. Ze wil onze cadeautjes niet accepteren en wijst nogmaals op haar hart. Nu is het mijn beurt om op mijn hart te wijzen en erop te staan dat ze ze wel accepteert. Ze geeft me een warme omhelzing en we zoenen elkaars hals. Dan is Ton aan de beurt, hij zit al in de auto dus een zoen (net niet op zijn mond) en een aai over zijn blote benen. Als we weg rijden zwaaien we nog. Wat een lieve ontmoeting!
We rijden het grintweggetje af naar de grote weg en zijn na zeven kilometer in Burrel, waar we kaas-byrek eten. Ineens missen we de fotocamera en na wat zoeken komen we tot de conclusie dat hij nog beneden bij de rivier moet liggen! We rijden de tamelijk slechte weg weer af, grintweggetje en dan weer lopend naar het strandje: Joepie, hij ligt er nog achter een dikke steen, wat een opluchting!!! De sokjes hebben onmiddellijk geluk gebracht!
Na Burrel volgen er een paar stuwmeren en een onverlichte tunnel, bij Milot komen we op een grote weg en daarna op de kustweg die hier heel breed is.
Dan een smaller en dus drukker stuk, langs luchthaven Nënë Tereza (vernoemd naar moeder Teresa) bij Rinas, snelweg naar Durrës en na deze stad slaan we af naar rechts.
Pa Emer betekent “zonder naam”
We willen de camping van het gekregen foldertje eens proberen. Het is bij Karpen aan de kust bij Kavajë, een dikke 10 km ten zuiden van Durrës. Een eerste bordje met “kamping” is niet goed, het gaat naar een hotel. De tweede is goed, nu nog 6 km over tamelijk slechte weggetjes.
Je kunt (als camper) onder bij het strand gaan staan, er zijn leuke plekjes gemaakt met een afdakje en een picknicktafel. Zo’n plek kost 20 euro en een plek op één van de terrasjes kost 15 euro. Als je met je camper vast komt te zitten in het zand komt de eigenaar je lostrekken.
De eigenaar heet ons welkom op Camping Pa Emër, dit betekent “zonder naam”. Hij spreekt Frans, Italiaans en een beetje Duits en Engels. Vanaf het terras van het restaurant wijst hij ons waar we zouden kunnen gaan staan, waar het douchegebouw is en dat we ook de ligstoelen en de douche op de pier mogen gebruiken. We kunnen wel in het restaurant eten maar slechts op de voorwaarden van de eigenaar: alleen vlees met Griekse salade en pas om 19.30. Dan eerst maar een banaan en een biertje.
We kiezen een mooi plekje in de schaduw met uitzicht op zee en vanaf hier zien we eigenlijk geen andere gasten. In de verte enkele containerschepen en de skyline van Durrës. Daarna lopen we wat rond op de pier en zien de zon in de zee zakken.
“Het eten is klaar”
Net als we weer bij het busje zijn roept de eigenaar ons vanaf het balkon: het eten is klaar! Hij heeft binnen gedekt maar de deuren naar het terras worden open gezet. Een paar steekmuggen maken van de gelegenheid gebruik om naar binnen te vliegen. Het vlees is erg taai maar de smaak is goed. De man houdt van blokhutten en de houten balken zijn enorm.
Een paar Nederlanders die hier met twee campers zijn komen ook eten, het is hun eerste dag in Albanië en ze zijn blij verrast over het land en de mensen, ook al hebben ze alleen de kuststrook gezien met het drukke en gevaarlijke verkeer. De grote zwarte hond van de eigenaar springt tegen Ton op als hij wil betalen, betalen mag nog niet, morgen! In het donker strompelen we de lastige en overwoekerde stenen trappetjes af en net als we naar de Melkweg willen kijken springt de campingverlichting aan. We blijven ons afvragen waarom deze man geen mensen in dienst heeft om te helpen bij het vele werk op de camping, de huisjes en het restaurant.
Hoogtepunt van de dag: de gelukssokjes van de lieve vrouw. Dieptepunt van de dag: fotocamera vergeten bij de zwemplek. 175 kilometer gereden
17 september
Het douchegebouw is erg schoon, er zijn per geslacht twee warme douches, de afvoer werkt nog niet helemaal naar behoren, na een wat langere douche staat een gedeelte van de vloer onder water. Er zijn vier wastafels die, heel verrassend met de voet te bedienen zijn, heel hygiënisch.
Plage Gjeneralit
We zijn ongeveer halverwege en verschonen ons bed, ook wassen we alles af met zeepsop, normaal gebruiken we in de natuur alleen water, wel een beetje komisch in dit land waar men totaal niet met dat soort dingen bezig is. De eigenaar komt langs voor de betaling, plekje dus 15 euro en maaltijd met een biertje nog geen 10 euro p.p. Hij heeft liever euro’s dan leks.
We rijden de camping af en menen weer eens een shortcut te moeten nemen naar de kustweg, deze weg ziet er goed geasfalteerd uit en wanneer het verandert in een gravelpad, vragen we een oude man: Kavajë is terug en dit weggetje gaat verder naar Gjeneralit-strand, nog 6 km. Dat klinkt ook goed! Het wordt weer asfalt en dan modderpad, gelukkig is het droog strandweer, en we komen bij een mooi strand met een restaurant, overnachtingshuisjes en wat grote parkeervelden. Een foto laat zien hoe druk het hier ’s zomers kan zijn maar nu is het erg rustig. We gaan de nieuwe snorkels van Ger uitproberen, ik probeer zelfs een slok water in te ademen, lukt gewoon niet! Onder water is nu weinig te zien.
De stranddouche doet het niet, dus een fles water over ons hoofd en we duiken het restaurant in, de ontbijttijd is voorbij dus geen omelet maar patat met salade.
Terug op de kustweg een mercedes in de prak en we rijden zo defensief mogelijk verder. De afslag naar Peqin is moeilijk te vinden: niet op de rotonde, die is nog niet af, maar iets terug bij een benzinepomp (ik meen Alpin) kun je toch naar Peqin. De weg is goed en breed en een stuk rustiger dan de kustweg, we rijden een tijdlang achter een vrachtwagen met hoog opgestapeld oud ijzer en hopen dat er niks afvalt.
Het moordwapen
We willen naar de Albanese familie waar we nu voor de vierde keer langsgaan, we hebben ze in 2007 ontmoet tijdens het vrij kamperen in de buurt van hun huis. In Cërrik rijden we fout en moeten weer terug, de bewegwijzering langs de hoofdwegen is best wel goed, maar we willen via een alternatieve route langs een stuwmeer naar hun huis. We besluiten die route morgen maar te doen, de politie wijst ons nog even de weg.
Plotseling slaak ik een akelige kreet, Ton schrikt ervan, “nee, rij maar rustig door, niks aan de hand, het was maar een koe” en als mijn acute misselijkheid wegebt vertel ik wat ik zojuist zag op een stenen verhoginkje pal naast de weg: een spartelende koe ligt op de grond en vertoont trekkingen met alle poten, erachter een huisje of slagerijtje en de koe heeft geen hoofd meer. Dat ligt ernaast. Er staat een man bij met iets in zijn handen. Het moordwapen? En dan zijn we er alweer voorbij. Lees maar verder op pagina 10.